Papieren Tijgers deel 28
— 30-12-2018Johan Weeber die tot voor kort in de Goudse gemeenteraad zat voor Gouda Positief baseerde zijn boek op ware gebeurtenissen tussen 2010 en 2018. “Uit respect voor sommige politici zijn bepaalde zaken in dit boek verzonnen. Uit respect voor de kiezers is al het overige zo waarheidsgetrouw mogelijk opgeschreven.” Het boek verschijnt als feuilleton in deGouda Digitaal.
28. Vuile Kruidenier
Ik kom Harm Wageningen tegen op straat met zijn onafscheidelijke Friese stabij. Zijn haar zit volledig in de knoop, hij heeft een ribfluwelen broek aan en draagt een wollen vervilte trui. Ik dank hem voor zijn doorverwijzing naar mr. Ipe Snoer van Knuppel & Kortnek. ”Echt een topper, wel een dure trouwens”, zeg ik. Harm zegt: “Luister, ik heb ook nog wel een ander, goedkoper idee voor je. Je gaat naar de Bahnhof en spreekt een paar junkies aan. Of ze gratis droog en warm willen overnachten. Die geef je dan de sleutel van je buurpand. Gegarandeerd dat je buurvrouw binnen een etmaal gillend je pand verlaat. Trappenhuis vol met stront, overal naalden, stank, luizen noem maar op. Een goed vrindje van me in Amsterdam heeft zo laatst een pand leeg gekregen.” Ik kijk Harm onderzoekend aan, het lijkt echt alsof ie dit een serieuze optie vindt. We nemen afscheid en ik ben opeens blij dat ik ‘gewoon’ een advocaat in de arm genomen heb. Op diens advies heb ik gisteren alle sloten van mijn pas verworven buurpand vervangen. Dat geeft hopelijk rust.
Mijn huurster Hilde en haar incompetente adviseur, die ook politiek actief schijnt te zijn bij de Liberalen, mijnheer Verrips, kunnen nu niet meer naar binnen. De afgelopen dagen hebben ze geprobeerd onder andere een open haard en een parketvloer in mijn winkelruimte aan te laten leggen. Het advies van de advocaat is tevens om de ramen dicht te plakken, snel de begane grond tot winkelruimte af te bouwen en deze zo snel als mogelijk bij de bestaande winkel te trekken. Het verhaal dat Hilde huurrechten heeft voor het gehele pand moet ze maar aan de rechter voorleggen, die dan in zijn afweging mee zal nemen dat ik de winkel al in gebruik heb en deze hoogstwaarschijnlijk dan niet zal ‘teruggeven’ aan de buurvrouw. Volgens mr. Snoer is dit zeker geen gelopen race, maar de enige manier om mijn plan alsnog voorelkaar te krijgen. Het appartement boven de winkel zal ik volgens hem wel moeten renoveren en deze mag Hilde dan doorhuren. Als ze dat wil want feitelijk woont ze het merendeel van de tijd bij Lars, haar vriend. Het is misschien niet netjes om de toegang tot het gehuurde onmogelijk te maken, maar het is van haar ook bepaald niet netjes om terug te komen op een gemaakte afspraak én opeens enkele tonnen schadevergoeding te eisen. Volgens mr. Snoer moet ik daar niet al teveel moralistische gedachten over hebben en gewoon voor mijn zaak vechten. De zaak zou immers failliet gaan als Verrips zijn zin krijgt en zo zegt hij: “Je hoeft in dit land nog van geen enkele rechter mee te werken aan je eigen ondergang.” Hij verdenkt Verrips er verder van dat die met Hilde heeft afgesproken een groot percentage van de schadevergoeding bij haar te declareren. Geen enkel weldenkend mens of iemand met enige juridische kennis zou anders zo’n bedrag neerleggen. Dat we hier niet te maken hebben met een weldenkend mens wordt snel duidelijk als ik bij de winkel aankom. Verrips en Hilde staan bij de deur met sleutels te rommelen, het lukt ze duidelijk niet om naar binnen te gaan. “Bespaar je de moeite, ik moest van mijn jurist alle sloten vervangen”, roep ik ze toe terwijl ik de winkel binnenga. Als ik mijn stofjas aantrek gaat mijn telefoon. ”JIJ VUILE KRUIDENIER, maak NU ONMIDDELLIJK die deur open want ANDERS, ANDERS BEL IK DE POLITIE. MEVROUW DE VRIES MOET NÚ NAAR BINNEN…”, schreeuwt met overslaande stem Verrips. Als ik door de winkelruit naar buiten kijk, zie ik hem trillend van woede staan, Hilde staat naast hem te huilen. Ik heb geen zin rechtstreeks de confrontatie aan te gaan dus ik zeg terug door de telefoon: “Prima, doe dat maar, bel de politie maar.“ En ik hang op en ga aan het werk. Ik kijk niet meer naar buiten maar voel de telefoon in mijn stofjas aan één stuk door trillen. Net als ik denk dat de rust is weergekeerd, is zwaait de winkeldeur met een klap open en komen daar twee agenten binnen, gevolgd door Hilde en Verrips. Hilde ziet er vreselijk uit, haar anders altijd zo keurig gekapte haar is buiten volledig verwaaid en door haar altijd zo zorgvuldige opgebrachte make-up lopen een aantal meanderende slierten met traanvocht. De oudste agent van het tweetal schraapt zijn keel en zegt: “Ik heb net het verhaal van deze mensen, kennelijk uw huurster en haar adviseur aangehoord, en ik heb ze gezegd dat dit me een zaak voor de rechter lijkt, niet voor de politie, als u tenminste kunt aantonen dat u de eigenaar van het pand ben.” Voordat ik wat kan zeggen bijt Verrips me toe: “Je moet niet denken dat je hiermee wegkomt, vuil kruideniertje, ik heb connecties in de stad, hoge connecties in de politiek die jou en je winkel kapot zullen maken…” De agenten fronsen en ik haal mijn schouders op.
Door Johan Weeber