Weekblad deGouda Archief

Tijgers Toekomst 1. Wakker

Dit feuilleton is een vervolg op de Papieren Tijgers met bijna waargebeurde belevenissen (2008-2018). Tijgers Toekomst beschrijft verzonnen gebeurtenissen tussen 2030 en 2040. Toch zou de toekomst er best eens zo uit kunnen gaan zien.  

1 Wakker

Ik open mijn ogen. Ik zie een wit vlak met zwarte stippen recht boven me. Ik voel dat ik lig. Ik lig op iets zachts. Dat voelt goed, maar tegelijk ook weer niet. Ik glij weer langzaam weg. Ik heb geen besef van tijd. Als ik mijn ogen weer open, is het donker. Ik zie niks. Ik voel aandrang om te plassen en laat alles lopen. Er zit iets in mijn neus en mijn keel, ik probeer het weg te slaan, maar dat lukt niet. Ik ben er zo moe van dat ik weer wegglij in een diepe, diepe droomloze slaap. Ik hoor zachte geluiden, gezoem van apparaten, en piepjes. Dan lijkt het of ik vaag een bekende stem hoor, heel ver weg. Ik open met moeite mijn ogen, boven me is het nu weer wit met zwarte stippen. Er is ook iets van een gezicht. Het komt me bekend voor. Ik probeer mijn ogen scherp te stellen, maar zie niet wie het is. Het gezicht verdwijnt weer. Ik val weer in slaap. Ik heb geen idee hoe lang ik steeds slaap, maar ik word deze keer wakker van een aanraking op mijn hand. Een stem zegt iets, ik versta er niets van. Ik doe mijn ogen open en zie nu twee gezichten. Op de plek van de monden zit iets wits. Het bekende gezicht is er weer, en daarnaast nog een gezicht. Een jong gezicht, met daaronder witte kleding. Beide gezichten kijken me vriendelijk aan. De jonge vrouw in witte kleding drukt met haar vinger op iets. Er klinkt een gezoem en langzaam komt mijn rug in beweging, iets in mijn rug duwt me omhoog. Het duizelt me en glij weer weg. Is het slaap? Hoe kan een mens zoveel slaap hebben, denk ik de volgende keer dat ik wakker word. Het is nu weer aardedonker, ik lig weer plat. Ik til met heel veel moeite mijn hand op en beweeg deze richting mijn neus, die enorm jeukt. Er zit iets van plastic in, ik voel ook een slangetje. Ik snap er niets van en trek met een soort spastische beweging de slang eruit.

Ik voel de slang uit mijn maag omhoogkomen en word misselijk. Ik geef over. Er klinkt een heel raar piepend geluid direct naast mijn hoofd. Het wordt opeens licht en er staan allemaal gezichten met witte jassen om me heen. Een van de gezichten zegt iets wat ik wel kan verstaan maar waar ik niets van begrijp: ”Welkom terug mijnheer De Wever, u heeft zojuist na tien jaar coma uw voedingssonde eruit getrokken. Ik beschouw dat maar als een goed teken.” De dagen erna kom ik langzaam meer bij bewustzijn. Ik lig in het ziekenhuis, zoveel is me wel duidelijk. De vrouw met het bekende gezicht die me bezoekt, is Detta, mijn vrouw. Een verpleegster heeft dat tegen me gezegd heeft, maar ik herken haar nog steeds niet. Misschien komt dat ook omdat iedereen een mondkapje, een plastic bril en een haarnetje draagt. Ik slaap ongeveer 22 uur in een etmaal. Volgens een verpleegster wordt die slaapbehoefte vanzelf minder. Tijdens een wakker moment snakt mijn lichaam naar appelmoes. Als ik mijn ogen sluit zie ik steeds appelmoes in een schaaltje voor me. Ik probeer het woord uit te spreken naar een verpleegster, het klinkt ongeveer als “ammelmuis” maar ze begrijpt me wonderwel. Mijn volgende waakmoment voert ze me een potje appelmoes, het smaakt onvoorstelbaar lekker. Vanaf dan mag de neussonde mag eruit blijven. Ook gaan ze proberen me naar het toilet te laten gaan, dan kunnen eindelijk al die zakken en katheters van mijn onderlijf af. Maar er is niets van me over. Ik heb geen spieren meer, ik zie alleen botten met vel eroverheen. Ik kan niet eens zitten. Staan en lopen is er al helemaal niet bij. Ik word vier keer per dag uit bed getild door twee verplegers en die zetten me op de pot. Vaak val ik flauw en wordt weer wakker in bed. Een enorme vooruitgang. Allerlei witte jassen komen langs en bekijken me alsof ik een wereldwonder ben. Het woord revalidatie valt vaak, geen idee wat dat betekent. Ik word gemasseerd en alle spieren worden geoefend. Alles gaat tergend langzaam, pas na een week kan ik zelf eventjes, ondersteund door kussens, rechtop blijven zitten in bed. Ik krijg ook spraakles, althans, ik zeg allerlei woorden na. Maar zelf ik heb niets te zeggen. Een van de artsen heeft me verteld dat ik tien jaar geleden een vliegtuigongeluk heb overleefd. Dat ik al tien jaar aan allerlei apparaten in het Gruner Hospital Zentral (GHZ) lig. Dat ik enkele weken geleden langzaam uit coma ben ontwaakt. Dat mijn vrouw het ongeluk ook overleefd heeft. Ik hoor hem aan maar voel of denk er helemaal niets bij. Het is alsof het niet over mij gaat, alsof ik iemand anders ben.

Dan staat er opeens weer een gezicht aan mijn bed, het lijkt een beetje op dat van Detta, mijn vrouw, maar dan jonger. Ik denk aan tijdreizen. Zou dat tegenwoordig kunnen? Maar nee, vroeger waren er nog geen mondkapjes. De vrouw heeft op haar arm een kleiner gezicht met een klein lichaampje. Ik herken het nu als een kind, is het een jongetje? Geen idee hoe oud het kind is. Kijk ik naar mezelf als kind? Droom ik? De jonge Detta heeft tranen in haar ogen terwijl ze me aankijkt, het kind probeert zich uit haar armen te worstelen. Dan zegt de jonge Detta iets tegen de kleine. Ik versta het niet, ze herhaalt het steeds terwijl ze naar mij wijst, maar ik versta het nog steeds niet. Het kind wendt zich van me af, ik zal er ook wel eng uitzien, denk ik. Dan zet ze het kind op de grond, dat loopt meteen naar het bedieningspaneel van het bed en vraagt:” Mag ik op deze knopjes drukken opa?”

Door Johan Weeber

Related Articles