Weekblad deGouda Archief

Toekomst Tijgers 6. Regiem

Dit feuilleton is een vervolg op de Papieren Tijgers met bijna waargebeurde belevenissen (2008-2018). Tijgers Toekomst beschrijft verzonnen gebeurtenissen tussen 2030 en 2040. Toch zou de toekomst er best eens zo uit kunnen gaan zien.  

 

6 Regiem

 

Ik kijk fel tegen het zonlicht in en ik denk in eerste instantie dat ik hallucineer. Maar als ik beter kijk zie ik dat ze het echt zijn.  Mijn hele familie staat daar. Mijn vader en moeder, mijn vrouw Detta, kinderen met aanhang en kleinkind. Mijn broers en zus en hun gezinnen met aanhang zijn er. Ook Detta’s familie is er. Mijn ouders zijn dik in de negentig, maar staan nog rechtop. Het blijkt vandaag mijn vijfenzestigste verjaardag te zijn, het gezelschap heft een lied aan. Ik ben geroerd. Ik val iedereen om de hals, het duurt natuurlijk wel even voordat ik ze allemaal gehad heb. We gaan met zijn allen het hotel weer in, er is een zaal voor ons gereserveerd en we vieren feest tot ’s avonds laat. Wonderlijk genoeg houd ik het goed vol. Ik vermoed dat ze me stiekem iets opwekkends gegeven hebben. Detta zit naast me en pakt af en toe mijn hand. Ze heeft deze surpriseparty georganiseerd en geregeld dat iedereen de overtocht kon maken.  Ze vertelt hoe bijzonder het is dat iedereen van onze familie, ook de ouderen, het coronavirus overleefd hebben. Dat is maar weinigen gegeven, zo begrijp ik. Detta somt een flink aantal bekenden op die zelf zijn overleden of waarvan familieleden zijn gestorven. Ik schrik ervan. Mijn ouders hebben jarenlang op een geïsoleerd Duits Waddeneiland gewoond in het huisje dat ze daar al hadden. Dat heeft ze gered. Ik realiseer me opeens hoe ernstig die pandemie moet zijn geweest. We zijn tien jaar verder nu en gelukkig zijn er een aantal vaccins. Maar volgens Detta geeft geen ervan honderd procent bescherming, af en toe steekt ergens een uitbraak de kop op. Dat is de reden waarom veel mensen nog steeds mondkapjes op hebben. In bijvoorbeeld ziekenhuizen is dat ook nog verplicht. Ik zak achterover in mijn stoel en probeer te genieten. Ik neem een slok wijn.  Ik hoor de oudste zoon van mijn broer, Stijn, met mijn middelste dochter Gaby opscheppen over de capriolen die ze hebben moeten uithalen: ”Dat uitsnijden van die chip vond ik wel meevallen, maar die nachtelijke tocht naar de vliegtuigjes… zelfs de oma’s moesten op hun buik door het gras, dát vond ik wel heel spannend.” Gaby vult aan: ”Ja vreselijk, steeds weer die zoeklichten en die drones. Wij waren echt bijna gepakt.” Ik had inderdaad gezien dat iedereen een pleister achter zijn oor had op de plaats van de weggesneden chip. Ik vraag Detta of dit betekent dat ze met zijn allen niet meer teruggaan naar Duitsland. “Ja, zegt Detta, ”daar hebben we niets meer te zoeken. Je weet dat ik de supermarkten verkocht heb aan Peter, net op tijd, want vlak daarna werd het bedrijf genationaliseerd. Peters aandelen werden door een nieuwe wet ongeldig verklaard en hij moest in loondienst bij het Ministerie van Voedselvoorziening. Maar ons geld stond toen gelukkig al veilig op een Britse bankrekening. We gaan hier met zijn allen een nieuw bestaan opbouwen. Engeland heeft sinds de Brexit een geweldig immigratiebeleid. Iedereen met een beetje spaargeld is welkom. Het land is nu drie keer zo rijk als voorheen en de economie doet het beter dan waar ook.” Ik vraag me af waarom mij niets gevraagd is over onze emigratie, maar realiseer me gelijktijdig dat ik er toch geen zinnig woord over had kunnen zeggen.

 

De volgende ochtend wordt er al vroeg hard op de deur van mijn hotelkamer geklopt. Detta en ik zijn nog in diepe slaap na een geweldige avond. Buiten wordt het net licht. Ik voel me goed en strompel mijn bed uit om open te doen. Daar staat John, die zegt met een grote grijns: ”Hup, feestganger, aankleden en meekomen.  Tien jaar uitslapen is nu wel genoeg geweest toch?” Ik grom wat en gooi de deur dicht.  De nieuwsgierigheid wint het en ik kleed me aan. In de ontbijtzaal wacht John me op: ”Joop, eet en drink wat. En neem straks ook wat slaapspullen mee want je weet nooit of we langer moeten blijven. We vliegen zo direct naar Solingen, waar we een meeting hebben met wat mensen van het verzet.” Ik schep mijn bord vol met mijn lievelingsontbijt, scrambled eggs met bacon. Voor de gezondheid neem ik een groot glas verse jus d’orange.” Het smaakt me voortreffelijk, een signaal dat ik langzaam weer de oude Joop aan het worden ben. Ik ga tegenover John zitten en kijk hem aan. “OK, vertel me nu eindelijk eens wat er na die verkiezingen van 2022 is gebeurd, John.” John zegt: ”Ik wil je eetlust niet bederven, dus dat doe ik straks in het vliegtuig.” Ik knik en vraag vervolgens hoe het nou met zijn familie is. John’s gezicht betrekt als hij zegt: ”Minder goed dan met de jouwe helaas.” Ik schrik en John vervolgt: “Mijn ouders leven niet meer.  Foekje, mijn broers en de kinderen zitten ergens ondergedoken in Ost-Friesland, waar Foekjes stokoude vader woont.” “Echt, leeft Pake nog steeds?” vraag ik verbaasd.” John knikt en vervolgt: ”Omdat ik al wat langer in dat verzet zit en het Regiem dat weet, proberen ze mij via mijn familie klein te krijgen. De details vertel ik nog wel eens, maar martelen is tegenwoordig heel normaal voor onze overheid. We hebben niet voor niets geregeld dat jouw hele familie hiernaartoe is gekomen. Jij bent onze grote troef in het verzet, want jij bent nu het minst kwetsbaar.” Ik kijk hem verbijsterd aan en John zegt: “Je kunt natuurlijk ook besluiten om niet mee te doen, dat is helemaal aan jou.” Hij zegt het op de voor hem zo kenmerkende manier, wat betekent dat hij eigenlijk een zwaar beroep op me doet. Ik zeg: ”John, we hebben destijds in 2010 samen die politieke partij in Solingen opgericht. Dat was een daad van verzet tegen het toenmalige lokale regiem. Je kunt dus ook nu op me rekenen!” Veel later pas realiseer ik me dat de gebeurtenissen na 2010 kinderspel waren vergeleken met wat zich na 2030 zou afspelen.

 

Door Johan Weeber

Related Articles