Toekomst Tijgers 39. Ondergedoken
— 30-04-2021Dit feuilleton is een vervolg op de Papieren Tijgers met bijna waargebeurde belevenissen (2008-2018). Tijgers Toekomst beschrijft verzonnen gebeurtenissen tussen 2030 en 2040. Toch zou de toekomst er best eens zo uit kunnen gaan zien.
39 Ondergedoken
Gedwee loop ik met Dieter Verhufe en twee agenten mee naar buiten. Daar staat een politiebus klaar. Ik word in de bus gezet. Dieter gaat naast me zitten op de achterbank. Tussen de agenten en ons zit een plexiglazen scherm, zodat ze ons niet kunnen horen. Dieter ziet mijn getergde blik en zegt: “Joop, ik leg je straks wel alles uit. Maar jij moet eerst ontsnappen. We rijden naar het nieuwe cellencomplex in Westersolingen, je weet wel dat is neergezet op zo’n boerderijkavel toen er geen woningen meer gebouwd werden. Het ligt op steenworp afstand van mijn huis. Als we vlakbij zijn, schuif jij de deur open en valt naar buiten. Dan ren je als een gek naar het Vredeoord, haha, waar mijn huis staat op nummer 18. Ga achterom, die deur staat open. Maria vangt je daar op.” Ik knik bijna onmerkbaar ten teken dat ik het begrepen heb. Dieter maakt, terwijl hij de agenten goed in de gaten houdt, stiekem met een sleuteltje mijn handboeien los, zodat ik ze straks met één beweging kan afdoen. We naderen de bocht in Westersolingen waar het moet gaan gebeuren. Ik zie in het voorbijgaan dat het winkelcentrum in de wijk alleen nog een supermarkt telt, de rest van de winkelunits is dichtgetimmerd. De politiebus draait en ik val hard tegen de schuifdeur aan, terwijl ik aan de schuifhendel trek. De deur schuift open en door de middelpuntvliedende kracht slinger ik het busje uit. De agenten hebben snel door wat er gebeurt en remmen hard. Ik zie Dieter met zijn hoofd tegen het plexiglas slaan, maar de agenten sprinten de bus uit met getrokken wapens. Ik ren voor mijn leven en vlucht via een aantal brandgangen richting het Vredeoord. Ik kijk achterom maar kennelijk heb ik de agenten al afgeschud. Gelukkig waren het echte agenten en geen robots, want die had ik er nooit uitgelopen. Ze hebben een warmte- en geursensor waardoor ze als het ware je spoor kunnen volgen. Ik loop achterom bij nr 18, waar ik word opgevangen door Maria. “Hup, eerst onder de douche jij” zegt ze, “je stinkt uren in de wind. Mijn Dieter ook altijd met zijn rare kennissen.” Ze barst in lachen uit, ik lach mee als een boer met kiespijn, mijn hoofd doet door de klap nog steeds pijn. Enkele uren later lig ik in de onderduikruimte bij de Verhufe’s thuis. Ik ben schoon, heb gegeten en gedronken, de wonden zijn verzorgd. Vanuit mijn bed kijk ik op een enorme ventilator, die stilstaat. De onderduikruimte is eigenlijk de voormalige warmtepompruimte naast het huis. Begin twintiger jaren was het mode om gasloos te bouwen en je huis te verwarmen met een warmtepomp. Overal verschenen schuurtjes met warmtepompen naast woningen. Helaas was het geen succes. De techniek van de warmtepomp was nog niet uitontwikkeld en zorgde voor vreemde temperatuurschommelingen. Na enkele jaren kwamen de gasgestookte CV-ketels weer terug, behalve bij die woningen die de pech hadden in een wijk te liggen waar geen gasnet meer was aangelegd.
Die bewoners bleven kou lijden. Via het gasnet werd inmiddels goedkoop waterstofgas getransporteerd naar de aangepaste CV-installaties. Zo ook bij Dieter. Het schuurtje werd omgebouwd naar onzichtbare logeerruimte, alleen bereikbaar door een luik in de meterkast. Prima ruimte om tijdelijk onder te duiken. “Zo Joop, welkom in het Achterhuis” hoor ik de vrolijke stem van Dieter. Ik draai me om en daar komt hij door het luik gebukt aangelopen. “Wel even een dingetje, mijn dochters, die allemaal nog in dit goede huis wonen, mogen niet weten dat je hier zit. Beter voor ze, stel dat er een inval komt. Als je weg wil kun je met deze cryptofoon Maria of mij bellen, dan kijken wij eerst even rond.” Ik knik. Ik vraag waarom hij me bevrijd heeft. “Nou Joop, je weet natuurlijk dat ik wel eens wat zaken voor het verzet heb uitgezocht. Na dat fietsongeluk heb ik een tijdje rustig aan gedaan. Maar gisteren belde John me dat jij opgepakt was en waar je naar toe gebracht werd. Toen heb ik gebruik gemaakt van mijn bevoegdheid als hoofd politie en je opgehaald bij die robots. Vervolgens heb ik je na je ontsnapping als “gezocht” geregistreerd. Ik vraag: ”Waar vandaan belde John je, want in mijn beleving werden wij allebei tegelijk opgepakt.” Dieter kijkt verbaasd en schudt zijn hoofd, zegt dat hij dat niet weet. Dieter moet gaan, heeft nog een avondvergadering. Ik besluit vroeg te gaan slapen. Midden in de nacht schrik ik wakker van een geluid. Ik kijk: het is 03:00 Ik hoor gefluister. Dan schuift het luik vanuit de meterkast zachtjes open. Ik zie twee jonge vrouwen naar binnen kruipen. Ze zien mij niet. Als ze binnen zijn, beginnen ze elkaar hevig zoenend te betasten. Er wordt kleding uitgetrokken. Langzaam bewegen ze richting het bed waar ik op lig. Als ze vlak naast het bed staan, kuch ik. De vrouwen slaken een onderdrukte gil. Ik knip de lamp naast het bed aan en zeg licht spottend: ”Zeg ehm jongelui, ik lig hier te slapen.” Er klinkt een gesmoorde gil.
De jongelui in kwestie kijken enorm verschrikt en beginnen dan van de weeromstuit te lachen. Ik lach mee. “Wie bent u en wie heeft u hier binnengelaten?” vraagt zo te zien de jongste van de twee uiteindelijk. “Ik ben een vriend van de eigenaar”, zeg ik, “hij heeft me deze slaapplek aangewezen.” “U bedoelt Dieter Verhufe”, stamelt de jonge vrouw. Ik knik. Ze vertelt dat ze op nummer 17 woont en de familie en deze schuilplaats van kinds af aan kent. “Luister”, zeg ik, “Lang verhaal maar niemand mag weten dat ik hier ben. Laten we afspreken dat ik mijn mond hou als jullie dat ook doen, begrepen?” Het buurmeisje knikt opgelucht en zegt met een blik op haar wat oudere vriendin: ”Jazeker, dank u dat u niks zegt. In dit refo buurtje is iedereen tegenwoordig best tolerant, maar ze moeten echt niet weten dat ik een relatie heb met een docente van het Driesterrencollege.”
Door Johan Weeber