Coronafietsen
— 24-06-2020Column – Sinds kort heb ik een racefiets. Na de gedwongen sluiting van de sportschool heb ik het fietsen in de buitenlucht herontdekt. Schitterend vind ik het, ik zou bijna die hele coronacrisis vergeten. Bijna. Op mijn eerste fietstocht stond ik met nieuwe helm en fietsoutfit te wachten bij het verkeerslicht bij de Hanepraaij. Je weet wel, dat verkeerslicht dat net zo lang op rood staat tot je alle oudjes in het verzorgingstehuis voorbij hebt zien schuifelen. Ik stond rechts voorgesorteerd op het fietspad, zodat niemand er last van zou hebben als ik bij groen licht weg zou spurten. Links naast mij stond een mevrouw van zekere leeftijd. Ze keek me bestraffend aan en sprak: ”Dat is geen anderhalve meter hè?” Ik zei sorry en schoof nog wat verder naar rechts, de berm in. Achter mevrouw stond haar vermoedelijke echtgenoot. Ik hoorde hem mopperen, verstond door het verkeer maar een paar woorden:”…racefietsers… klootzakken…aso’s…denken dat de hele wereld van hun is…oprotten…”
Wauw, dacht ik met een glimlach, op mijn eerste fietstocht hoor ik er al helemaal bij. Gelukkig sprong na een paar lange minuten het licht eindelijk op groen. Ik sprintte weg over de dijk. In het mooie Reeuwijk aangekomen, kwam er plotsklaps van links, uit zo’n pittoresk weggetje, een mevrouw, opnieuw van zekere leeftijd, op haar elektrische fiets met een rotgang in mijn richting. De man achter haar schreeuwde: “PAS OP!!”, waarop de mevrouw in kwestie mij op een paar centimeter wist te ontwijken en bijna onderuitging. Zonder helm. “Te dichtbij !!” schreeuwde ze me na. Geschrokken fietste ik door. Ik bedacht dat coronafietsen eigenlijk een levensgevaarlijke onderneming is. En ik hoopte dat alle mensen van een zekere leeftijd snel weer naar hun buitenlandse vakantieadres kunnen vertrekken.
Johan Weeber