Papieren Tijgers deel 27
— 21-12-2018Johan Weeber die tot voor kort in de Goudse gemeenteraad zat voor Gouda Positief baseerde zijn boek op ware gebeurtenissen tussen 2010 en 2018. “Uit respect voor sommige politici zijn bepaalde zaken in dit boek verzonnen. Uit respect voor de kiezers is al het overige zo waarheidsgetrouw mogelijk opgeschreven.”
Het boek verschijnt als feuilleton in deGouda Digitaal.
27. Knuppel & Kortnek
Ik zit aan een eikenhouten tafel op kantoor bij Verrips, het administratiekantoor waarvan ik de brief heb gehad die mijn vakantie heeft verpest. Inmiddels ben ik een paar dagen terug. Mijnheer Verrips is eigenaar en enig werknemer van zijn bedrijfje, dat bij mij in de straat zit, en dat vooral zijn geld verdient als tussenpersoon voor particuliere verzekeringen. Verrips is een jaar of zestig, klein van stuk, draagt een bril uit de -zeventiger jaren en een geblokt overhemd. Hij is lid van de plaatselijke Liberalen. Ik heb hem wel eens gezien met de bekende oranje sjaal. “Mijnheer De Wever, u had mijn cliënte, mevrouw Hilde De Vries, als professioneel ondernemer moeten wijzen op haar rechten als huurder voordat u uw buurpand erbij kocht. Nu zit u met de gebakken peren want mevrouw is niet van plan te vertrekken, -tenzij u haar volledig schadeloos stelt.”
Aha, het gaat om geld, denk ik. “Waar had u dan aan gedacht, mijnheer Verrips”, vraag ik. Hier heeft Verrips op gewacht en hij ratelt: “Nou ja, mevrouw heeft natuurlijk slechts een heel karig weduwenpensioen, heeft ook nooit gewerkt dus moet straks leven van een AOW. Terwijl ze wel een uitgavenpatroon heeft dat daar niet bij past, hè. Ze heeft samen met haar vriend een huis in Italië, dat erg veel kost, ze heeft haar auto, gaat -wekelijks naar de kapper. Verder houdt ze niet van koken dus moeten ze wel vaak buiten de deur eten.”
Verrips pakt er een tabel bij waarboven staat ‘Uitkering levensverzekering’, tuurt naar de kleine cijfertjes die erop staan en mompelt: ”Al met al heeft mevrouw netto zo’n 2.500 euro per maand nodig om van te leven. Als we dat kapitaliseren tegen de huidige rente, rekening houdend met haar levensverwachting, dan praten we over 387.450 euro waar ze dan bij beëindiging van haar huurcontract recht op heeft…”
Ik reageer verbijsterd. “Maar dat is meer dan ik voor het hele pand heb betaald…” Verrips zegt: “Tja, dat is uw probleem. Als u er niet op ingaat, gaat u toch gewoon de verbouwing uitvoeren, dat zal toch ook wel gauw een paar ton kosten en dan blijft mevrouw De Vries gewoon het hele pand huren en gebruiken.”
“Maar ik ben de begane grond al aan het verbouwen tot winkelruimte…”, stamel ik.
Verrips is onverstoorbaar: “Tja, ook dat is uw probleem. Mevrouw De Vries heeft uw aannemer al opdracht gegeven om -bepaalde werkzaamheden anders uit te voeren. Zo’n supermarktvloer vind ze natuurlijk niet mooi, ze wil straks op de begane grond haar woonkamer inrichten en ze wil daar ook een open haard.”
Ik herpak mezelf. “Luister eens goed -mijnheer Verrips”, zeg ik op indringende toon, “ik weet niet of mevrouw De Vries en haar vriend het u verteld hebben, maar voordat ik het pand kocht hebben we -overeenstemming bereikt over het feit dat zij de begane grond zou -opgeven in ruil voor het opknappen van haar boven-woning. Ik heb dat zwart op wit, haar vriend heeft me dit A4’tje overhandigd vlak voor mijn vakantie. En voordat ik mijn handtekening zette onder het -koopcontract.”
Ik diep het A4’tje op uit mijn stofjas, ik moet zo terug naar de winkel. Verrips werpt een korte blik op het geprinte A4’tje en zegt dan: “Jazeker, dit document ken ik, dat is een voorstel dat ú aan hen heeft overhandigd, dus u draait de zaken om. Er staat toch ook geen handtekening van mevrouw onder? Mevrouw verwerpt uw aanbod zoals op dit A4’tje staat.”
Dit is foute boel, denk ik, hele foute boel, ik heb een advocaat nodig en wel een hele goede. Ik sta op en loop naar de deur.
“Ik hoor wel van u, mijnheer de Wever”, hoor ik Verrips nog zeggen terwijl ik de deur dichtgooi.
Als ik bij mijn winkelpand aankom, zie ik de bouwlieden voor het buurpand staan. Mijn aannemer, Peter Verhoff, zegt:
”Hey Wever, we stoppen voorlopig maar even met die verbouwing, want die -huurster van jou heeft allemaal noten op haar zang waar wij niets vanaf weten. Er moet een parketvloer in en een open haard, ze wil die winkelpui er niet in -hebben enzovoorts.”
Ik stuur ze allemaal weg, loop kwaad de winkel in en bel mijn vriend en jurist
mr. Harm Wageningen. Die weet -gelukkig een goede huurrechtadvocaat, mr. Ipe Snoer van het kantoor met de nogal -dreigende naam Knuppel & Kortnek. Diezelfde middag zoek ik hem op in zijn kantoor in Düsseldorf.
Mr. Snoer blijkt een zeer vriendelijke, beschaafde, vroeg kale man, midden dertig schat ik hem, die vroeger ook rechter in opleiding is geweest. Ik leg hem uit wat mij is overkomen met de aanschaf van het verhuurde buurpand. Mr. Snoer verblikt of verbloost niet, hoewel ik de nodige emotie in het verhaal gooi. Hij hoort natuurlijk dagelijks dit soort zaken denk ik, wat
een vak.
Als ik klaar ben, zegt hij: “Ik weet wat je als allereerste moet gaan doen. Daarna komt de rest.”
Door Johan Weeber