Toekomst Tijgers 14. Farid
— 17-10-2020Dit feuilleton is een vervolg op de Papieren Tijgers met bijna waargebeurde belevenissen (2008-2018). Tijgers Toekomst beschrijft verzonnen gebeurtenissen tussen 2030 en 2040. Toch zou de toekomst er best eens zo uit kunnen gaan zien.
14 Farid
Rennie en ik lopen achter Huberto aan. De gangen van het politbureau zijn slecht verlicht. Veel lampen zijn kapot. De vloer vertoont slijtplekken. Overal staan grijze archiefkasten in de gang. Ik kijk een kamer in. Daar zit een voorovergebogen ambtenaar een groot ruitjespapier met cijfers in te vullen. Nergens een computer te zien. De vooruitgang is kennelijk ook hier gestaakt dankzij het regiem. We komen aan bij een grote hoekkamer. Hier is alles volstrekt anders. Hoogpolig donkerblauw tapijt. Mooie ledverlichting. Een sjiek houten bureau met zowaar een laptop. Achter die laptop zit een grijze, kalende man met vale huid te tikken. “Zet die mensen even in de wacht Huberto, ik moet even deze blog afmaken” zegt de man zonder op te kijken. Ik herken de stem en schrik. Achter het bureau met het bordje “Hoofdcommissaris Politbureau” zit Leo Prins. Ook een voormalig raadslid, net als Huberto, maar deze heeft wel goed voor zichzelf gezorgd. Een rijk gedecoreerd uniform met meerdere gouden sterren en sikkels is daar het bewijs voor. Ik kan me niet herinneren dat Leo ooit sieraden droeg, maar nu heeft hij aan bijna elke vinger een protserige ring. Ik zie ook een tattoo van een adelaar in zijn nek. Ik vraag me af wat deze voormalige financieel adviseur allemaal heeft gedaan om een hoge functie binnen het Regiem te verkrijgen. En waar zou hij dan in hemelsnaam als hoofd politbureau nog over bloggen? Vroeger blogde hij vooral over zijn politieke vijanden, maakte deze te schande en prees zichzelf de hemel in. Irritant, maar onschuldig. Dan kijkt Leo plotseling op en staart mij secondenlang recht in het gezicht. Dan kijkt hij indringend naar Rennie. “Ik ken jullie ergens van” zegt hij met zijn licht slissende stemgeluid, het zalvende van vroeger is verdwenen: ”jullie zijn niet waar je je voor uitgeeft. Mijnheer en mevrouw Von Weber, laat me niet lachen, hahahaha” Zijn lach klinkt nogal intimiderend. Ik kijk naar Rennie, die lijkbleek is geworden, aan en denk koortsachtig na over een antwoord. Net als ik iets wil zeggen klinkt er een gedreun van buiten dat steeds luider wordt. Praten wordt onmogelijk. De lampen trillen, de laptop begint te schuiven over het bureau. Onze oren tuiten. We kijken alle drie verschrikt naar buiten. We zien een helikopter pal voor het pand hangen, er hangt een touw onder met twee mensen eraan gegespt. Eentje herken ik als Farid. Leo springt op, loopt naar het raam en met een hardgrondig “godverdomme” doet hij zijn la open en haalt er een mitrailleur uit. Rennie en ik schrikken ons kapot. Leo opent het raam en begint met een oorverdovend geluid zijn mitrailleur leeg te schieten op de helikopter en de eronder hangende mannen. Ik schreeuw tegen Rennie dat we weg moeten wezen. We rennen door de gangen naar de uitgang. Iedereen in het politbureau is in rep en roer. Bewapende commando’s rennen overal naar toe. We kunnen gemakkelijk ongezien ontsnappen.
Eenmaal buiten lopen we naar het parkeerdek van de Allkauf. We zien nog net dat de helikopter uit het zicht verdwijnt en dat er geen mannen meer aan het touw hangen. De schrik slaat me om het hart. Zijn ze eraf geschoten? We lopen het parkeerdek op en zien nog steeds niemand. Gauw gaan we het kantoor in. Daar ligt Farid badend in het bloed op de grond. Twee mij onbekende mannen verlenen eerste hulp. Een ervan kijkt op en zegt: ”Farid had geen beschermende kleding aan natuurlijk. Er zitten wat kogels in hem. Maar hij komt er wel bovenop, we kunnen tegenwoordig nieuwe organen printen.” Rennie loopt routinematig naar de beeldschermen die het politbureau in de gaten houden. Ze tuurt naar een van de schermen en schreeuwt: ”Wegwezen jongens, er komt een aanval!! En tegen mij: ”Ze hebben natuurlijk eindelijk een keer gezien dat we hier naar binnen zijn gegaan.” Ze drukt op de alarmknop om ook anderen in het pand te waarschuwen. Iedereen rent in paniek door elkaar. Ik zie dat Farid vastgesjord wordt op een brancard. We rennen naar buiten en via de brandtrap naar de bosschages aan de overkant van de Hofwegenstrasse. Een aantal verzetscollega’s scheurt weg in oude bestelbusjes zonder kentekenplaten. We kijken naar het Politbureau. Het dak van het pand gaat langzaam open, en er komt een enorme raketwerper uit, die zich richt op de supermarkt en het bovenliggende verzetspand. Rennie zegt: ”Allemachtig, met dat ding vernietig je ook de supermarkt, ze zullen toch wel rekening houden dat daar gewoon mensen…” Maar ze wordt overstemd door een enorm gesis, dat overgaat in het gebrul van de raket. Een paar gelukkige klanten van de supermarkt zien de raket en maken snel rechtsomkeert. Maar de tientallen mensen binnen zijn zich van geen kwaad bewust. De raket boort zich in het parkeerdek en er volgt een enorme, verblindende, explosie die Rennie en mij tegen de grond smakt. Om ons heen beginnen struiken te branden. De vlammen uit onze kleding slaan we uit met onze blote handen. We deinzen verder achteruit. Ik hoor niets, alleen een dof gesuis in mijn oren. Minutenlang blijven we gebiologeerd staan kijken. Langzaam trekken de flarden stof en rook op. We turen richting het gebouw maar zien niet veel. Dan steekt er een briesje op dat de rook verdrijft. Van de supermarkt, parkeerdek en kantoorgebouw is niets over. Er is slechts een krater te zien, die zich in de Solingse bodem snel vult met borrelend water. Dan stoot Rennie me aan en wijst op het Politbureau. Dat is ook voor de helft weggevaagd. De kamer van Leo Prins waar we net nog zaten bestaat niet meer. En het gevangenencomplex onder het pand kun je zo in- en uitlopen. “Gerechtigheid, maar wat een sukkels” zeg ik schor tegen Rennie, “ze kennen de kracht van hun eigen wapens niet eens.” Dan zien we vanuit het gevangenencomplex een schim aan komen lopen. Onder het stof, gaten in zijn gevangenisoverall. Het is een man. Als hij dichterbij komt zie ik wie het is. Ik val bijna flauw van verbazing.