Toekomst Tijgers 28. Ongeluk
— 13-02-2021Dit feuilleton is een vervolg op de Papieren Tijgers met bijna waargebeurde belevenissen (2008-2018). Tijgers Toekomst beschrijft verzonnen gebeurtenissen tussen 2030 en 2040. Toch zou de toekomst er best eens zo uit kunnen gaan zien.
28 Ongeluk
Burgemeester Dieter Verhufe fietst met een noodgang door Solingen. Het is koud en het schemert. Verhufe komt net van de Bahnhof. Hij heeft in Frankfurt op het Sicherheitsburo een gesprek gehad over zijn persoonlijke beveiliging. Dat ging eigenlijk vanaf het begin erg stroef. Hij had een gesprek in het kantoor van Herr Flick, HBAT stond er op de deur, Hoofd Beveiliging Ambtelijke Top. Het kantoor is gevestigd in een van die enorme kantoorkolossen in Frankfurt. Sinds de pandemie van begin jaren ’20 staan ze voor het grootste deel leeg, maar het Regiem heeft inmiddels flink wat meters geconfisqueerd. Uiteraard zonder huur te betalen. Daarvoor is een noodwet aangenomen. De eigenaren van deze kantoorkolossen, meestal pensioenfondsen, hebben het nakijken. Maar eigenlijk maakt het niet veel uit, de pensioenen zijn door de crisis toch al gereduceerd tot een fractie van waarvoor de mensen gespaard hadden. Overal en bij iedereen is simpelweg het geld op. Dat blijkt ook wel uit de uiterst karige inrichting van het kantoor van het Sicherheitsburo: versleten vloerbedekking, met stof gevulde ventilatieroosters, bureau’s waarvan het fineer voor de helft ontbreekt en van die bureaustoelen op wieltjes waarin je langzaam naar beneden zakt. In zo’n stoel zat Dieter en hij voelde zich letterlijk langzaam kleiner worden. Herr Flick vond het maar onzin dat Verhufe persoonlijke beveiliging nodig zou hebben. “U heeft dus geen enkele concrete aanwijzing dat u bedreigd wordt, anders dan wat auto’s die langzaam bij u door de straat rijden. U snapt wel dat ik daar niets mee kan hė?” beet Flick hem op een gegeven moment toe. Om er tot schrik van Dieter aan toe te voegen: ”Wat komt u hier eigenlijk wel doen? Er gaan geruchten over u, dat weet u neem ik aan? U was ooit voorzitter van die verderfelijke Bond van Oranjeverenigingen, wie zegt mij dat u niet ook met de vijand heult?” Dieter was bleek weggetrokken en had schielijk het monsterachtige kantoorpand in Frankfurt verlaten. Van het plan om meer te weten te komen over de beveiliging van Bidet en consorten was helemaal niets terechtgekomen. Terwijl Dieter nog eens overdenkt hoe het zo fout heeft kunnen gaan, verschijnt er vanuit het niets in zijn rechter ooghoek een donker silhouet. Het is een volledig in het zwart geklede man, met zwarte helm met geblindeerd vizier, op een zwarte elektrische scooter. Geruisloos zwenkt de scooter richting Dieter, die meteen in de remmen van zijn sportieve fiets knijpt. Hij schreeuwt: ”Ga weg, lul!” maar die luistert niet en pakt Dieter stevig bij zijn pols. Hij sleurt, gezeten op de scooter, Dieter met fiets en al over de weg. De banden van de fiets laten een zwart spoor na op het asfalt. Ter hoogte van het Huis van de Stad geeft de scooterrijder Dieter onverhoeds een enorme zijwaartse dreun, waardoor deze op de tegemoetkomende weghelft terechtkomt. Met een enorme klap komt hij op de motorkap van een aanstormende auto terecht, de fiets slingert opzij de berm in, maar Dieter gaat recht omhoog de lucht in, tolt rond als een lappenpop en komt als in slow motion met een doffe dreun op het asfalt terecht. Het laatste dat Dieter ziet zijn de stroopwafelpatronen op het Huis van de Stad, die vervormen tot draaiende hakenkruizen en daarna wordt alles zwart.
John en ik horen het nieuws over onze burgervader enkele uren later van Farid. Farid heeft een uitgebreid netwerk van informanten. We schrikken ons te pletter, vooral ook omdat niet bekend hoe hij eraan toe is. Volgens Farid is hij met gillende sirenes afgevoerd naar het nabijgelegen Grüner Herz Hospital. John besluit meteen hem te gaan opzoeken. Om te kijken hoe hij erbij ligt, maar ook of er enige kans is dat hij informatie over onze verzetsbeweging kan doorgeven, gesteld dat hij ondervraagd wordt. Enige uren later komt het verlossende bericht van John. Dieter zit rechtop in bed, heeft zijn rechterpols en linker elleboog gebroken en is volledig bij zijn verstand. Er stonden beveiligers links en rechts van zijn bed, kennelijk is eindelijk doorgedrongen bij het Regiem dat hij gevaar loopt. John meent hieruit ook te kunnen afleiden dat het Regiem niet achter de aanslag zit. Farid en ik kijken bedenkelijk, wij weten dat nog zo zeker niet. Farid zegt: ”Het is toch te toevallig dat hij uitgerekend uit Frankfurt voor een opdracht komt en meteen daarna wordt aangevallen? Ze moeten iets geweten hebben.” Ik zeg: ”Het is een waarschuwing aan zijn adres. Ik denk dat hij nooit weer iets voor ons zal durven doen.” We zitten inmiddels aan de keukentafel bij mij thuis. Ik heb eten gehaald bij de enige overgebleven Chinees in Solingen. We drinken er een biertje bij. We laten ons het goed smaken, maar het ongeluk is een lelijke streep door de rekening. We weten nog steeds niets over de beveiliging van de politieke top die we willen gaan afzetten. We hebben weliswaar geld, maar zonder goede informatie hebben we daar niets aan. We zijn weliswaar mensen militair aan het trainen, maar die zijn getalsmatig enorm in de minderheid. Dus die moeten we slim inzetten op basis van betrouwbare informatie. John zegt: ”Kom op mannen, we hebben meer ijzers in het vuur. We hebben Ronnie Verkoel nog achter de schermen in onze bunker, die kan ook wel het nodige achterhalen. Ik heb hem al een tijdje niet gesproken, jullie?” Farid en ik schudden het hoofd. Dan zegt Farid met enige schroom: ”Ja, toch wel. Ik vertrouw hem niet. Hij heeft te lang voor het Regiem gewerkt. Ik heb hem verteld dat Verhufe voor ons werkte…maar ik denk nu dat ik dat niet had moeten doen.” John zucht diep en zegt:”Farid, onthoud één ding: praat nooit, maar dan ook echt nooit over andere verzetsmensen buiten onze kerngroep. Dat is levensgevaarlijk.” Farid knikt schuldbewust. Ik realiseer me dat dit nog veel erger had kunnen aflopen, of nog af gaat lopen. John en ik besluiten naar de VLB kazerne te gaan om daar Ronnie eens duchtig aan de tand te voelen.